U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Adolphus Adrianus Josephus Karthon (1874-1921): verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
| Regel 19: | Regel 19: | ||
== '''Adolphus Adrianus Josephus Karthon (1874-1921)''' == | == '''Adolphus Adrianus Josephus Karthon (1874-1921)''' == | ||
Kapelaan in de Sint Servatiusparochie te Schijndel, van oktober 1899 tot november 1907.<br> | Kapelaan in de [[Servatiusparochie centrum|Sint Servatiusparochie]] te Schijndel, van oktober 1899 tot november 1907.<br> | ||
Adolphus Adrianus Josephus Karthon is geboren op 19 maart 1874 in Heusden,zoon Jacobus Gerardus Karthon geboren in Sleeuwijk (1842 – 1920) van beroep boekhouder/ assuradeur en Cornelia Theodora Johanna Geertruida Sprengers geboren in Heusden, als eerstgeborene in een gezin met twee kinderen. Adolphus, van beroep pastoor, overlijd op 27 augustus 1921 in Heusden.<br> | Adolphus Adrianus Josephus Karthon is geboren op 19 maart 1874 in Heusden, zoon Jacobus Gerardus Karthon geboren in Sleeuwijk (1842 – 1920) van beroep boekhouder/ assuradeur en Cornelia Theodora Johanna Geertruida Sprengers geboren in Heusden, als eerstgeborene in een gezin met twee kinderen. Adolphus, van beroep pastoor, overlijd op 27 augustus 1921 in Heusden.<br> | ||
Als hij elf jaar is gaat hij in september 1885 naar het Klein-Seminarie Beekvliet in St. Michielsgestel, waar we hem zien ingeschreven als student. Hij vertrekt hier in oktober 1892 met bestemming Haaren waar het Groot-Seminarie was te vinden. In oktober 1899 verschijnt een berichtje in de krant dat hij door Mgr. Van de Ven, bisschop in ’s-Hertogenbosch is benoemd tot kapelaan in Schijndel.<ref>Delpher: Tilburgsche Courant 19 oktober 1899.</ref><br> | Als hij elf jaar is gaat hij in september 1885 naar het Klein-Seminarie Beekvliet in St. Michielsgestel, waar we hem zien ingeschreven als student. Hij vertrekt hier in oktober 1892 met bestemming Haaren waar het Groot-Seminarie was te vinden. In oktober 1899 verschijnt een berichtje in de krant dat hij door Mgr. Van de Ven, bisschop in ’s-Hertogenbosch is benoemd tot kapelaan in Schijndel.<ref>Delpher: Tilburgsche Courant 19 oktober 1899.</ref><br> | ||
Huidige versie van 22 jun 2025 16:42
| Adolphus Adrianus Josephus Karthon | ||
| Persoonsinformatie | ||
| Volledige naam | Adolphus Adrianus Josephus Karthon | |
| Geboorteplaats | Heusden | |
| Geboortedatum | 19 maart 1874 | |
| Overl.plaats | Heusen | |
| Overl.datum | 27 augustus 1921 | |
| Beroep(en) | kapelaan
pastoor | |
Adolphus Adrianus Josephus Karthon (1874-1921)[bewerken | brontekst bewerken]
Kapelaan in de Sint Servatiusparochie te Schijndel, van oktober 1899 tot november 1907.
Adolphus Adrianus Josephus Karthon is geboren op 19 maart 1874 in Heusden, zoon Jacobus Gerardus Karthon geboren in Sleeuwijk (1842 – 1920) van beroep boekhouder/ assuradeur en Cornelia Theodora Johanna Geertruida Sprengers geboren in Heusden, als eerstgeborene in een gezin met twee kinderen. Adolphus, van beroep pastoor, overlijd op 27 augustus 1921 in Heusden.
Als hij elf jaar is gaat hij in september 1885 naar het Klein-Seminarie Beekvliet in St. Michielsgestel, waar we hem zien ingeschreven als student. Hij vertrekt hier in oktober 1892 met bestemming Haaren waar het Groot-Seminarie was te vinden. In oktober 1899 verschijnt een berichtje in de krant dat hij door Mgr. Van de Ven, bisschop in ’s-Hertogenbosch is benoemd tot kapelaan in Schijndel.[1]
Dat hij zijn taken in de zielzorg met een zeker enthousiasme vervult, mag blijken uit een ingezonden brief in De Noord-Brabanter van 28 september 1902. Hij weet zijn verontrusting voor het zielenheil van zijn parochianen beeldend onder woorden te brengen. Na een algemene inleiding schetst hij een eenvoudig tafereel:
“Voor enkele dagen ontmoette ik, terwijl ik op ziekenbezoek was een kleinen jongen van ongeveer acht, negen jaren. Ik maakte een praatje met hem, en vroeg hem, wat hij zou worden, zoo hij groot was. En ’t antwoord luidde: Duitscher, mijnheer! In ’t eerste oogenblik, groote verwondering mijnerzijds. Doch weldra maakte die verwondering plaats voor zekere, naar ik hoop, ongegronde vrees. Immers dat ventje had een paar grootere broers, die sinds enkele jaren in Duitschland gaan werken en daar goed geld verdienen. Een enkele keer in ’t jaar komen die broers voor een dag of wat thuis, en dan hoort men niets dan loftuitingen op Duitschland.”
Het gevaar voor deze grotere jongens in Duitsland schuilt in de Protestantse omgeving. Ze kunnen niet naar een katholieke kerk en zelfs als er een katholieke kerk in de nabijheid is, dan verstaan ze de preek niet en kunnen niet gaan biechten. Er wordt volgens Karthon “… onverschillig of het jongens of meisjes zijn, of ze gaan voor de fabriek of voor den boer…” ontzettend veel gelezen, maar wat ze lezen “…is dikwijls van min allooi.” Hij had er ook over gesproken in Kevelaer met een Duitse kapelaan, die zelf voor 60 Mark Hollandse boeken had aangeschaft en in zijn plaats een bibliotheek was gestart voor de ongeveer 70 jongens en meisjes die daar werkten.
En dan volgt de oproep van Karthon aan de lezers van het blad om eens op de zolder of in de boekenkast te kijken of men boeken kan missen. Als voorbeelden worden onder andere genoemd publicaties van de Christelijke Volksbibliotheek, Dompertjes, St.Josephblad en het H. Familieblad. Het mag allemaal opgestuurd worden naar Schijndel en hij zal samen met de Duitse kapelaan voor verdere verspreiding zorgen.
Tenslotte volgt er in een P.S. de oproep aan andere bladen of zij zijn artikel willen overnemen. En jawel, op vrijdag 10 oktober verschijnt het verhaal ook in het provinciaal dagblad de Limburger Koerier.[2].
Het organiseren is iets wat hem goed lijkt af te gaan. In oktober 1903 weet Karthon de klompenmakers van Sint-Oedenrode aan te sporen om zich te verenigen. Hij leidt een vergadering waarin 48 van de 60 plaatselijke klompenmakers zich aaneensluiten en er ook een voorlopig bestuur wordt gekozen. In het artikeltje dat verschijnt in De Noord-Brabanter lezen we dat diezelfde Karthon adviseur is van een St. Jacobsgilde te Schijndel.[3] Weer een ander berichtje, ditmaal in de Peel- en Kempenbode van datzelfde jaar, maakt duidelijk dat het St. Jacobsgilde in Schijndel bestaat uit klompenmakersbazen.[4]
Maar Karthon komt, tijdens zijn Schijndelse jaren, ook ver buiten de landsgrenzen. In 1904 reist hij naar Rome om de heilig verklaring van St. Gerardus Majella door paus Pius X bij te wonen. En een jaar later, maakt hij in gezelschap van onder andere de “heer F.W. Timmermans wethouder Schijndel” een pelgrimstocht naar het Heilige Land.[5] De reis voert beide heren in oktober 1905 ook naar Caïro, waar een gebeurtenis plaatsvindt die niet snel zal worden vergeten. Op een middag gaan drie geestelijken samen met de wethouder uit Schijndel naar de plaatselijke dierentuin. Voor de terugtocht naar hun hotel nemen ze de elektrische tram, waarvan de bestuurder tijdens de rit onwel wordt. “Heel de tram in rep en roer. Een geweldig geschreeuw en gejammer der kinderen. De tram zonder bestuurder in toomelooze vaart!” Dan roept één van de geestelijken luid “St. Gerardus red ons! En precies bij ’n bocht niet ver van de Nijlbrug, stond de tram plotseling stil. … De tram had met zulk ’n vaart de Nijl in gevlogen.” [6]
Weer een jaar later, in 1906, wordt Karthon door Mgr. van de Ven gevraagd om een nieuwe parochie te stichten in het gehucht Weebosch bij Bergeijk. De bisschop schrijft “Aangezien de inwoners van dit gehucht e.a. door elkander genomen, ongeveer een uur van de tegenwoordige parochiekerk verwijderd zijn en in Weebosch eene school hebben achten Wij het zeer wenschelijk, dat Weebosch eene zelfstandige parochie worde. Wijl echter de genoegzame middelen daartoe ontbreken, veroorloven Wij Ons de vrijheid den weleerw. heer Karthon voor gemeld doel bij de publieke en bijzondere liefdadigheid dringend aan te bevelen.” [7]
Op 10 juni 1907 wordt de eerste steen gelegd van de nieuw te bouwen parochiekerk. “Dank zij de hulp van vrienden en bekenden, en vertrouwende dat er nog meer hulp en steun zou komen…” is Karthon, die dan nog steeds kapelaan in Schijndel is, degene die de plechtigheid verricht. De kerk wordt onder leiding van Jan Stuyt gebouwd, zeker geen onbekende naam in de kerkenbouw van begin 20e eeuw, en wordt gewijd aan de H. Gerardus Majella want de toekomstige pastoor “… heeft een groot vertrouwen op de H. Gerardus en twijfelt er niet aan of de vele vereerders van den machtigen heilige in den lande, zullen hem verder helpen.”[8]
Al in november van dat jaar wordt Karthon benoemd tot pastoor en in diezelfde maand komt hij “…begeleid door zijne moeder, Mevr. Karthon-Sprengers, en de, ondanks zijne bijna 70-jaren, wakkere pastoor N.W.L. Baekers uit Schijndel” voor de feestelijke inzegening van pastorie en kerk naar Weebosch.
“Pastoor Baekers uit Schijndel, sprak nog een kort, men kon ’t hooren, een oprecht gemeend woord; 8 jaren heeft hij kapelaan Karthon als medehelper gehad, hij heeft hem en zijn priesterijver leren kennen en hoogachten, die ijver bezielt hem nog en daarom spoort hij de parochianen van Weebosch aan, steeds getrouw zijne raadgevingen op te volgen, opdat ze worden één herder en één kudde.”[9].
Karthon zal zijn nieuwe parochie tot bedevaartsoord ontwikkelen en bij het 50-jarig bestaan van de kerk meldt het Nieuwsblad van het Zuiden dat jaarlijks ruim 20 tot 25 duizend pelgrims de plaats bezoeken.[10] Nadat hij in 1910 zijn 12 1/2 jarig priesterfeest heeft mogen vieren, moet hij echter nog geen drie jaar later “… op raad van zijne geneesheeren [de] parochie voor goed verlaten, om […] te gaan uitrusten bij zijne ouders tot herstel van zijne geschokte gezondheid.” [11] Hij zal in 1921, op 47-jarige leeftijd, in zijn geboorteplaats Heusden overlijden.[12]
Bronnen, noten en/of referenties
|